Skip navigation Menu

Van een kleine vonk komt vaak een groot vuur - door Els van Dijk

Corona zet dit jaar ook een streep door de Paasvuren. Er komt teveel publiek op af en dan is het niet mogelijk de nodige afstand te houden van elkaar. Sommige buurtschappen hebben hier december 2020 al een beslissing over genomen. Nu bestaat al langer de discussie of het nog wel verantwoord is dit soort vuren te ontsteken. Want ja, van één Paasvuur in een dorpje is berekend dat het 11 ton fijnstof oplevert en dat is te vergelijken met 67.500.000 vrachtwagenkilometers. Dat moeten we toch niet meer willen? Maar de dorpsbewoners in bijvoorbeeld het Overijsselse koesteren de traditie en de verbondenheid die ontstaat rond de voorbereidingen en het ontsteken van het Paasvuur.

In de Bijbel komen we ook veel vuurwerk tegen. We zien letterlijk vuur, bijvoorbeeld als voor de maaltijd gevangen vis geroosterd wordt, waarbij Jezus indringende vragen stelt, zoals: ‘Simon, zoon van Johannes, heb jij Mij werkelijk lief?’ En wie zien ook vuur dat staat voor de aanwezigheid en werkelijkheid van God, zoals bij Elia: ‘De  God die met vuur zal antwoorden, die zal God zijn…’

Maar misschien nog wel vaker zien we het symbolische gebruik van vuur. Vuur dat reinigt, vuur dat puur maakt, zoals goud dat door vuur vloeibaar wordt en gereinigd wordt van alle viezigheid. En in moeilijke omstandigheden zingen we het overtuigend uit: ‘Dwars door het vuur, maakt U mij rein en puur!’ Aan vuur kun je je branden en je kunt erdoor gereinigd worden. Vuur kan in ons blijven branden om ons puur te houden.

Een ander beeld. Vuur dat symbolisch staat voor licht in de duisternis. Indrukwekkend blijft het verhaal van de reis van het volk Israël door de woestijn. Met een wolkkolom leidt God hen overdag en in de nacht met een vuurkolom, om de weg waarop zij moeten gaan voor hen te verlichten. Wat een God! Hij verlost vanuit de gevangenschap en leidt zeer nadrukkelijk de weg die vervolgens voor ligt.

Het thema licht en duisternis zie je bijvoorbeeld ook terugkomen in het werk van Vincent van Gogh. Uit de smerigste hoekjes van het leven weet hij een straal licht op te diepen afkomstig van de zon. Meer nog dan door de aardappeleters, die op een kluitje bij elkaar zitten in een schaars verlicht vertrek, is Vincent beroemd geworden door de zon. De zon die een vlammend licht werpt op korenvelden. Of de zon die als een vurige bol oprijst achter de donkere figuur van de zaaier. De zon die in zijn schilderij van de opstanding van Lazarus de plaats inneemt van Rembrandts Christus. De zon, licht in de duisternis, licht dat natuur en mensen laat opbloeien (en dat zien we in deze tijd van het jaar toch letterlijk gebeuren?!), licht dat de doden uit hun graven roept. In één van zijn brieven schrijft Vincent: ‘Ik voel een kracht in mij, die ik ontwikkelen moet, een vuur dat ik niet mag uitdoven, maar moet aanwakkeren, ofschoon ik niet weet tot welke uitkomst het mij leiden zal…’ En natuurlijk raakt deze zin de uitspraak van de Emmaüsgangers die na de ontmoeting met Jezus zeiden: ‘Was ons hart niet brandende in ons, terwijl Hij onderweg met ons sprak en ons de Schriften opende?’ Jezus zet in vuur en vlam! Hij ontsteekt een vuur dat we niet mogen doven terwijl wij lang niet altijd weten waar het ons zal brengen of waar het toe zal leiden.

Vuur is ook een prachtig symbool voor de Heilige Geest. Johannes de Doper spreekt er al in Mattheüs 3 over als hij zegt dat hij wel met water doopt, maar dat die na hem komt zal dopen met de Heilige Geest en met vuur. Twee aspecten van de doop van Jezus worden beschreven met twee beelden: die van wind en vuur. De wind brengt ons iets (namelijk de adem van God Zelf) en het vuur neemt iets van ons weg (het waardeloze kaf van onze zonden).

En dat zet ons meteen op het spoor van de verrassende werking van de Geest van God. Want let maar op! De discipelen (en met hen zovele anderen) hadden hun eigen serieuze ideeën over Jezus. Hij als Koning van Israël en zij misschien wel naast Hem op het pluche. Maar, ach, hoe anders verliep het. De Verlosser hangt aan het kruis en de Geest prikt beelden van mensen door. In het boek Handelingen zie je dat de Geest ‘ketterse’ Samaritanen aanraakt en vervolgens daalt Hij neer op iemand die seksueel afwijkend is en er niet helemaal bij hoorde (een eunuch). Daarna is de agressieve christenvervolger Saulus aan de beurt en een leerlooier die ook niet deugde en in Joodse ogen onrein was omdat hij met dode dieren werkte. Om maar eens wat te noemen.

De Heilige Geest doorbreekt vastgevroren patronen, smelt verkilde harten en spoort aan, vuurt aan, waar dat nodig is.

God wil met de Heilige Geest het vuur in ons blijvend laten branden. Ook als wij het zelf niet meer zo zien zitten. Een prachtig beeld daarvan is de doornstruik die in brand staat. Een dergelijke struik die aan de rand van de woestijn staat, is een struik zonder waarde.

Plastisch geeft hij het gevoel weer dat je mislukt bent, dat je opgedroogd bent, opgebrand.

Maar de doornstruik die brandt bij Mozes als hij door God geroepen wordt, staat wel in brand, maar verteert niet. Zo kunnen wij ons wel eens leeg, opgedroogd, mislukt, genegeerd, opgebrand voelen.

Maar toch is er Gods vuur, Gods kracht, Gods majesteit.

Je hebt een opdracht (zoals Mozes). Je kunt je ertegen verzetten (zoals Mozes), het niet zien zitten. Je kunt je te zwak en onbetekenend voelen, net zo zwak en onbetekenend als de doornstruik. Maar God blijft aandringen. Hij belooft: Ik zal bij je zijn. Ik ben die Ik ben. Ik ben erbij.

Dat is voldoende. Midden in Mozes’ zwakheid en innerlijke leegte moet hij iets groots doen. Niet omdat hij er zelf de kracht voor heeft, maar omdat God met hem is en omdat Gods vuur ook in hem brandt zonder hem te verteren.

Je kunt jezelf waardeloos voelen. Je kunt denken dat van jou niets uitgaat.
Bedenk dan dat God jou (deze struik) heeft uitgekozen om Zijn vuur daarin te laten branden.

Omdat Gods kracht in jou is en omdat God jou tot iets in staat acht, kan er van jou ondanks je eigen zwakheid iets groots uitgaan. Van een kleine vonk komt vaak een groot vuur.

Deze ontredderde wereld heeft een beweging nodig van mensen die vol zijn van de Geest van God. Een nieuwe generatie, die niet meer past in deze wereld omdat het niet langer met de stroom van leugens meewandelt. Het vuur dat Jezus op deze aarde heeft geworpen (Lukas 12), mogen we verder verspreiden.

Als we weer mogen zingen, dan zingen we dit met onze studenten:
Als alles duister is,
ontsteek dan een lichtend vuur
dat nooit meer dooft
een vuur dat nooit meer dooft.

WhatsappInstagramNieuwsbrief
Wij gebruiken cookies. Dit doen we om onze site persoonlijker, gebruiksvriendelijker te maken en gepersonaliseerde aanbiedingen te tonen, onder andere door analyse van uw bezoekersgedrag. Zo kunnen we u ook buiten deze website relevante aanbiedingen doen. Wanneer u op 'Ok, sluiten' klikt of de website blijft gebruiken accepteert u onze cookies. Klik op 'Instellingen wijzigen' om uw cookie-voorkeuren aan te passen en voor meer informatie over het gebruik van cookies op deze website.
Annuleren